04-08-2008

Leerproblemen, de biochemische samenhang

VOOR EEN GROEIEND AANTAL KINDEREN DAT DIT NAJAAR NAAR SCHOOL IS (TERUG)GEGAAN, IS DE ERVARING VAN LEREN EEN MET SCHULD BELADEN, ANGST OPROEPENDE EN VAAK ZINLOZE BEZIGHEID. DE AFGELOPEN VIJFENTWINTIG JAAR IS HET AANTAL KINDEREN VAN WIE WORDT AANGENOMEN DAT ZE ENIGE VORM VAN LEERPROBLEMEN HEBBEN, OMHOOGGESCHOTEN. DAARDOOR HEEFT ELKE SCHOOL TEGENWOORDIG WEL EEN SPECIALE AFDELING OF ONDERWIJZER DIE AANDACHT BESTEEDT AAN DE KINDEREN DIE HET NORMALE LESROOSTER NIET KUNNEN VOLGEN. HOEWEL VEEL MELDINGEN NIET OFFICIEEL ZIJN, ZIJN ER OVER DE HELE WERELD VERGELIJKBARE TRENDS WAAR TE NEMEN.

Het grove etiket ‘leerproblemen’ wordt gebruikt voor een hele reeks symptomen: moeite met lezen en schrijven, een korte aandachtsboog, slechte concentratie en onvermogen informatie te onthouden. De ernstigere leerproblemen heten dyslexie (onvermogen om woorden te verwerken), dyspraxie (fysieke onhandigheid), dyscalculie (onvermogen cijfers te verwerken), aandachtstekortstoornis (met of zonder hyperactiviteit) en zelfs autisme. Er zijn echter ook steeds meer kinderen zonder duidelijke leerproblemen die moeite hebben met het opgevoerde, snelle rooster van de hedendaagse scholen. De diagnose leerproblemen is complex, omdat de conditie vaak voortvloeit uit stoornissen met verschillende oorzaken en een breed scala aan andere symptomen. Zo kan een kind het moeilijk vinden om te leren of om informatie te onthouden vanwege gedragsproblemen, maar ook door nog niet vastgestelde psychologische of lichamelijke factoren. De problemen kunnen echter ook het gevolg zijn van een fysieke handicap, zoals een gehoors- of gezichtsstoornis die bij het kind op zo jonge leeftijd vaak nog niet ontdekt is.

Niettemin zijn er inmiddels steeds meer bewijzen dat de oorzaak van zogenaamde leerproblemen voor de overgrote meerderheid van kinderen biochemisch is: iets fundamenteels waaraan een tekort is, of juist een stof die een chemische reactie in het lichaam veroorzaakt. Het simpele en ongelooflijke feit is dat kinderen met het etiket ‘moeilijk lerend’ soms gewoon extra behoefte hebben aan bepaalde voedingsstoffen, of lijden aan de een of andere voedsel- of chemische intolerantie, die een biochemische reactie in de hersenen veroorzaakt. Door een onterechte medisch klinkende diagnose kan zo’n kind voor de rest van zijn leven het etiket krijgen van iemand die geestelijk onvolwaardig is.

In veel gevallen ligt de moderne geneeskunde zelfs aan de basis van het probleem: dan zijn er te vroeg in het leven medicijnen gegeven waardoor het lichaam van het kind is beschadigd, zodat het vatbaarder is geworden voor verdere chemische problemen. Op basis van voornamelijk buitenlands onderzoek wordt aangenomen dat 3 tot 5 procent van de kinderen onder de zestien jaar aan ADHD lijdt. Van de 2 miljoen kinderen van vijf tot veertien jaar die er in Nederland zijn, zouden op basis van deze percentages 60.000 tot 100.000 kinderen binnen de diagnose ADHD vallen. Het aantal kinderen dat voor ADHD behandeling nodig heeft, wordt geschat op 40.000 Bij 3,6 procent van alle kinderen komt dyslexie voor (www.trimbos.nl/default4716.html?back=1). In Engeland krijgt ongeveer 2 procent van de kinderen tussen zes en zestien jaar de diagnose ADHD (69.000 ernstig), in de Verenigde Staten en Australië krijgt zelfs 10 procent van de kinderen het etiket ADHD. Wat autisme betreft werd in The Lancet zelfs aangetoond dat het aantal gevallen van autisme in de periode 1979 tot 1992 met het indrukwekkende percentage van 1700 procent was toegenomen1.

De geneeskunde ziet stoornissen die leerproblemen opleveren, meestal als een sociaal probleem of als een ‘hersenziekte’. Artsen hebben de neiging gedragsaspecten te behandelen met medicijnen om de symptomen te onderdrukken en de leerproblemen te negeren, vaak ten nadele van het kind. Het is dan ook geen wonder dat sinds de jaren zestig het medicijn methylfenidaat (MPH), meer algemeen bekend als Ritalin, aan duizenden kinderen wordt voorgeschreven. Zo steeg het aantal kinderen in Nederland dat tenminste 1 maal methylfenidaat kreeg voorgeschreven, tussen 1991 en 1999 van 3,4 tot 86,4 per 10.000 kinderen (van nul tot negentien jaar) per jaar. (Gezondheidsraad (2000). Diagnostiek en behandeling van ADHD. Den Haag: Gezondheidsraad).

In Engeland valt dit stimulerende middel, dat vergelijkbare eigenschappen heeft als cocaïne, in de klasse B van verboden middelen (in opgeloste vorm zelfs in klasse A). Dit is een indeling in drie groepen (A, B en C) van illegale middelen met de hoogste straffen in klasse A. In 1999 bedroeg het aantal recepten voor Ritalin in Engeland 131.000 per jaar, tegenover 6000 per jaar in 1994. Dat aantal vertegenwoordigde meer dan 2 procent van alle kinderen in Engeland. Dit cijfer is waarschijnlijk een lage schatting, omdat er niet de recepten bij zijn inbegrepen die in particuliere praktijken, jeugddetentiecentra en zorginstellingen werden uitgeschreven. Er is weinig onderzoek dat het gebruik van Ritalin bij ADHD onderbouwt, wel zijn er veel aanwijzingen dat het middel zorgwekkende bijwerkingen heeft, zoals effecten op het spijsverteringsstelsel en de lever, medicijnverslaving, rusteloosheid, abnormale gedachten en psychotische depressie2.

Desondanks hebben Amerikaanse geneesmiddelenfabrikanten de gezondheidsinstanties en psychiaters van de veronderstelde voordelen van Ritalin weten te overtuigen. Toch verklaarden in 1998 de Amerikaanse Nationale Gezondheidsinstituten tijdens een conferentie over ADHD dat er ‘geen gegevens waren waaruit bleek dat ADHD te wijten is aan slechte hersenfunctie’, ondanks de bewering van de Ritalin-lobbyisten dat de werking van het middel is gebaseerd op correctie van een ‘hersenstoornis’. In Nederland wordt Ritalin ook bij autisme voorgeschreven; in Engeland is het medicijn van voorkeur bij autisme secretine, een polypeptide hormoon dat is betrokken bij de maagfunctie. Het gebruik van dit hormoon bij autisme is gebaseerd op meer solide principes dan het gebruik van Ritalin, omdat er een verband bestaat tussen een slecht functionerend spijsverteringssysteem en de aandoening. Secretine vergemakkelijkt de enzymatische vertering in de dunne darm. Het kan echter de vertering in de maag verstoren.

Een gemeenschappelijke oorzaak

Hoewel verondersteld wordt dat ADHD, leerproblemen en autisme afzonderlijke aandoeningen zijn, duiden hun vergelijkbare symptomen op een mogelijke gemeenschappelijke oorzaak. Ruwweg de helft van alle symptomen van ADHD en dyslexie zijn hetzelfde. Net als bij autisme zijn er enkele fysieke problemen: een neiging tot allergieën/gevoeligheden, huidproblemen, slaapstoornissen en slechte motorische coördinatie. Enkele pioniers op het gebied van leerproblemen hebben de veronderstelling geopperd dat er een gemeenschappelijke basis is: bepaalde fundamentele voedingstekorten vanwege biochemische behoeften die hoger zijn dan normaal.
Sally Bunday, zelf moeder van een hyperactief kind, en haar moeder Irene Colquhoun veronderstelden als eersten een verband tussen voeding en ADHD3. Ze vonden een verband tussen ADHD en astma, eczeem en andere allergie-achtige aandoeningen. Deze kinderen leden ook aan buitensporige dorst, droge huid en haar, wat samenhing met een tekort aan essentiële vetzuren (EFA’s: essential fatty acids).

Hun idee is sedertdien bevestigd door talrijke studies waaruit bleek dat een tekort aan EFA ook een belangrijke factor is bij andere stoornissen, die alle onderling verband houden. Zo hebben onderzoekers in Engeland meer bewijs gevonden dat afwijkingen van vetzuren en membraanfosfolipiden allebei zijn betrokken bij een scala aan stoornissen in de neurologische ontwikkeling en op psychiatrisch gebied, zoals ADHD, dyslexie, dyspraxie en autisme. Van deze ziekten wordt tegenwoordig gezegd dat ze binnen een ‘fosfolipidespectrum’ van stoornissen vallen. Wat dit onderzoek suggereert is dat kinderen met zogenaamde leerproblemen, evenals mensen met meer traditionele geestelijke problemen, er moeite mee hebben vetten te verwerken en daardoor meer vetten nodig hebben om normaal te functioneren. Dit zou eendere symptomen verklaren, de tendens dat het ‘in de familie zit’ en de symptoomovereenkomsten met de meer traditionele psychiatrische stoornissen4.

EFA’s spelen een essentiële rol in de hersenstructuur en hersenfunctie. Ongeveer 20 procent van het droge gewicht van de hersenen en 30 procent van het netvlies bestaan uit sterk onverzadigde vetzuren (HUFA’s: highly unsaturated fatty acids). Omdat het lichaam zelf geen EFA’s kan aanmaken, moeten ze door de voeding worden geleverd in de vorm van linolzuur en alfa-linolzuur. Van deze stoffen worden andere vetzuren, zoals docosahexaeenzuur (DHA), en samengestelde vetzuren gemaakt die van levensbelang zijn voor het goed functioneren van de hersenen, zenuwsynapsen en fotoreceptoren. Tekorten aan deze omega-3-vetten hangen samen met gezichtsstoornissen en geestelijke problemen5.

De rol van tarwe en zuivel

Naast EFA’s zijn er ook andere voedingsmiddelen die eigenlijk vergif zijn voor de hersenen van sommige mensen. De Autism Research Unit (ARU) aan de Universiteit van Sunderland heeft over een periode van elf jaar studies uitgevoerd onder meer dan 1200 kinderen, en ontdekt dat autisme eerder een stoornis van het metabolisme is dan een geestelijke stoornis. Zo concludeerden de onderzoekers van ARU dat autisme het resultaat is van peptiden buiten de hersenen en het zenuwstelsel die tot opioïde activiteit leidden of tot afbraak van de opioïde peptiden van het lichaam zelf. Voorbeelden van deze in de natuur voorkomende peptiden zijn enkefalinen en endorfinen. Ze spelen een sleutelrol bij het reguleren van neurologische en hersenfunctie. Wanneer hun activiteit wordt verstoord, kunnen perceptie, cognitie, emoties, stemming en gedrag ontregeld raken. Bij autisme worden de darmproblemen in eerste instantie veroorzaakt door een reactie op bijvoorbeeld het BMR-vaccin, een ziekte zoals hersenontsteking of hersenvliesontsteking, of een te grote blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. Er is ook bewijs dat autisme veroorzaakt kan worden door breedspectrumantibiotica, mogelijk als gevolg van hun effect op het immuunsysteem. Genetische factoren kunnen iemand ook ontvankelijk maken voor darmafwijkingen.

Het controversiële onderzoek naar het BMR-vaccin dat werd uitgevoerd door maag-darmspecialist dr. Andrew Wakefield in het Royal Free Hospital, in Londen bracht buikaandoeningen aan het licht bij een groot aantal kinderen van achttien maanden die darmproblemen en autisme ontwikkelden kort nadat ze de drievoudige inenting hadden gekregen. Uit urineonderzoeken bleek tevens dat deze kinderen een aanzienlijk tekort aan vitamine B12 hadden, een vitamine die nodig is voor de ontwikkeling van de hersenen en het zenuwstelsel6. De theorie die dr. Wakefield en Paul Shatlock van de ARU opperen is dat het BMR-vaccin het immuunsysteem overbelast, zodat een lichte mazeleninfectie in de darmen kan ontstaan. De ingewanden zijn dan niet in staat voldoende enzymen te produceren om het voedsel goed te verteren en de darm wordt poreus of ‘lek’. Daardoor kunnen aminozuren uit ten dele verteerde melk en tarwe in de bloedbaan komen. Enkele van deze moleculen komen in de hersenen, waar ze de zenuwfunctie verstoren. Dit proces kan ernstiger zijn bij een kind met weinig EFA’s, dat daardoor reeds een verlaagde immuunfunctie en spijsverteringsstoornissen kan hebben. Als tarwe en caseïne (de belangrijkste proteïne in melk) in een babymaag worden afgebroken, produceren ze casamorfinen en glutamorfinen. ‘In feite bedwelmen casamorfinen de baby,’ zegt de heer Shattock. ‘Dat effect van melk en tarwe op de hersenen van een baby hoort af te nemen naarmate het kind groter wordt, maar als dat niet gebeurt, treden er waarschijnlijk aandoeningen als autisme en dyslexie op.’ Een eenvoudige oplossing kan zijn gluten en caseïne uit het dieet weg te laten. Toen er bij autistische kinderen gluten uit het dieet werden weggelaten, traden er aanzienlijke verbeteringen op bij het grootste deel van hen, vooral in concentratie, slaappatroon en taalontwikkeling7. Veel kinderen leden aan effecten als terugtrekgedrag, waarbij veel symptomen aanvankelijk verergerden waarschijnlijk door het verlies aan opioïden (geproduceerd door glutenhoudend voedsel), dat tot een verslavingseffect zoals bij narcotica had geleid. Wellicht zijn kinderen met een beschadigde darm echter niet de enigen die voordeel hebben van een melk- en glutenvrij dieet (zie het kader).

Gifwerking

Een ander gebied waar we naar moeten kijken is de omgeving van het moderne kind die steeds giftiger wordt, in combinatie met de steeds lagere voedingswaarde van onze huidige voeding. Kinderen worden bedreigd door vervuiling door zware metalen en additieven in de voeding. Blootstelling aan lood, zelfs in lage hoeveelheden, wordt net als blootstelling aan kwik in verband gebracht met agressie en leerproblemen. Kinderen kunnen tegenwoordig in contact komen met zware metalen door kraanwater, luchtvervuiling, tabaksrook, vis en schaaldieren, bestrijdingsmiddelen, kindervaccins (thimerosol, gebaseerd op kwik, is een veelvoorkomend conserveringsmiddel), bewerkt voedsel en toiletartikelen. Zelfs zeer kleine hoeveelheden kunnen een negatieve invloed op de gezondheid hebben doordat ze zich in het lichaam opstapelen. Er is een overvloed aan bewijsmateriaal dat giftige metalen schade kunnen toebrengen aan het immuunsysteem, het zenuwstelsel en de hersenen. Verhoogde gehalten van metalen hangen samen met verminderde concentratie en organisatorisch vermogen, problemen met spraak en taalbegrip en een verlaagde intelligentie. Metalen zijn betrokken bij autisme, dyslexie en ADHD.

Onvolwaardig voedsel

De slechte staat van ons voedsel draagt er verder aan bij dat deze generatie ‘dommer wordt’. Uit bijna elke studie in de vorige eeuw kwam naar voren dat landbouwgrond, in hoge mate uitgeput en teveel besproeid met bestrijdingsmiddelen, nu geen mineralen meer bevat. Bij de Wereldtop 1992 in Rio de Janeiro werd gemeld dat het Amerikaanse boerenland voor 85 procent was ontdaan van zijn mineralen; wereldwijd was dat cijfer 75 procent. Vooral het gehalte aan mangaan, zink en ijzer was laag 8. Het zijn niet alleen mineralen waar het om gaat. De hedendaagse tarwegewassen bevatten ongeveer 9 procent eiwitten in vergelijking tot 90 procent in 1900. In handboeken van het Amerikaanse ministerie van Landbouw staat dat het vitaminegehalte van fruit en groenten over de hele linie is gedaald, waarbij het bètacaroteen in broccoli en de vitamine C in bloemkool sinds 1963 allebei met 50 procent zijn gedaald.

Vitaminen en mineralen zijn belangrijk bij de hersenchemie, en een tekort aan slechts één soort kan al een verminderd geestelijk vermogen, mentale en emotionele stoornissen, gedragsstoornissen en autisme tot resultaat hebben9. Het is dan ook niet onredelijk ervan uit te gaan dat er ten minste een gedeeltelijk verband bestaat tussen de afname in voedingsstoffen in de bodem en de toename van leerproblemen. Door slechte voeding ontstaat een vicieuze cirkel: bij een verhoogde opname van giftige metalen verstoren die, op hun beurt, de opname van essentiële voedingsstoffen zoals magnesium, zink, lithium, ijzer en de B-vitaminen. Hersencellen nemen bijvoorbeeld meer giftige metalen op als het dieet weinig calcium, ijzer, zink, vitamine D en andere essentiële voedingsstoffen bevat.

Het voedsel dat kinderen tegenwoordig eten, is vaak in hoge mate bewerkt en bevat veel additieven. Van vele daarvan is een verband aangetoond met aandoeningen zoals ADHD. Eén zo’n additief is de kunstmatige zoetstof aspartaam, die fenylalanine bevat, een stof waarvan bekend is dat ze een toxisch effect heeft op het neurologisch functioneren, met symptomen als die van ADHD, als ze in hoge mate bij kinderen aanwezig is. Deze stof kan ook slecht zijn voor ongeboren kinderen als de moeder de stof tot zich neemt.10 Het beste uitgangspunt voor ieder kind, of het nu wel of niet beschouwd wordt als een kind met leerproblemen, is thans een dieet van biologisch, niet bewerkt voedsel, rijk aan essentiële vetzuren, arm aan of vrij van gluten en zuivel.

Michelle Clare en Lynne McTaggart

Bronnen:

1 The Lancet, 1999; 353: 2026-9.
2 Ethical Hum Sci Serv. 1999; 1:13-33
3 Med Hypoth, 1981; 7: 673-9
4 Prostagi Leukotr Essent Fatty Acids, 2000; 63: 1-9
5 J Pediatr, 1994; 125: S39-47; Proc Natl Acad Sci USA, 1986; 83: 4021-5
6Lancet, 1998; 351: 637-41
7 Autism, 1999; 3: 45-69
8 FAO Soils Bll Nr. 63, Rome, 1990
9 Ing J Bio Soc Res, 1981; 1: 21-41
10 Neuropsychology, 2003; 17: 458-68

 

De samenhang met peptiden

●verhoogde peptiden ● enzymtekorten ● laat testen
Paul Shattock en zijn collega’s ontdekten als eerste het verband tussen opioïde peptiden en autisme bij hun onderzoek naar de gedragseffecten van opioïden, zoals morfine, op dieren. Andere onderzoekers ontdekten dat mensen met autisme inderdaad een hoger gehalte aan endorfineachtige stoffen hebben, zoals bèta-endorfine, een natuurlijk opiaat (zie hoofdtekst).

Een andere belangrijke ontdekking was dat autisten abnormale peptiden in hun urine hebben. Het team van Shatlock ontdekte verder dat ongeveer de helft van de meer dan duizend autisten die zij onderzochten een verhoogd gehalte aan opioïde peptiden had. Vaststaat dat casamorfine en glutamorfine, die door respectievelijk zuivelproducten en gluten worden aangemaakt, opioïde peptiden produceren1.

Kinderen met ADHD en autisme hebben ook vaak een enzymtekort in het fenolsulfur-transferase-systeem (PST), waardoor ze bepaalde voedingsmiddelen niet goed kunnen verteren en chemische stoffen met fenolen en amines (zoals additieven en salicylaten) niet goed ontgiften. Zonder dit enzym kunnen kinderen niet goed serotonine, dopamine of noradrenaline verwerken. Typische symptomen zijn onder andere overmatige dorst, nachtelijk zweten, blozen en rode oren.

1 Brain Dys, 1990; 3:323-34

 

Kader 2

Briljant tarwevrij

● tarwevrij dieet veranderde resultaten in een school voor dyslexie
Toen Nathan Moscrop, een twaalfjarige jongen met ernstige dyslexie, een voedselvergiftiging opliep, zette zijn huisarts hem op een tarwevrij dieet. Bijna onmiddellijk ging zijn lezen met sprongen vooruit en zijn aandacht verscherpte. Binnen een paar weken was zijn lezen met achttien maanden vooruitgegaan.

Na deze ingrijpende resultaten besloot Simon Dalby-Ball, hoofd van de Nunnykirkschool in Northumberland – een van de vijf scholen voor dyslectische leerlingen in Groot-Brittannië – bij alle leerlingen een tarwevrij dieet uit te proberen.

Na zes maanden waren de resultaten van de jaarlijkse lees- en begripsonderzoeken van de kinderen buitengewoon: zeventien van de tweeëntwintig dagleerlingen waren een jaar vooruitgegaan in zes maanden; elf van de twaalf interne leerlingen waren meer dan een jaar vooruitgegaan; en twee van de interne leerlingen schoten meer dan drie jaar vooruit. De gemiddelde leerling van deze school loopt met lezen ongeveer vier jaar achter bij gewone leerlingen van dezelfde leeftijd. In het geval van Nathan sprong zijn leesvermogen bijna vier jaar vooruit, waardoor hij dicht bij het normale leesniveau voor zijn leeftijd kwam.

Leerkrachten op de school merkten ook dat de kinderen vrolijker werden, veel kalmer en alerter. Dyslectische kinderen raken vaak gefrustreerd of teruggetrokken als ze het werk niet aankunnen. Een verbeterde stemming en betere resultaten zullen het gevoel van eigenwaarde sterk vergroten en de resultaten verder verbeteren.

Naast het tarwevrije dieet geeft schoolhoofd Dalby-Ball de kinderen ook visolie en laat hij ze denkspelletjes doen. Toch werd de opzienbarendste reactie van allemaal bereikt door gewoon tarwe uit te bannen.

Kader 3
Als uw kind leerproblemen heeft

● testen op toxines ● gluten en zuivel elimineren ● essentiële vetzuren geven

• Test op allergieën, metaalvergiftiging en andere toxines zoals bestrijdingsmiddelen, behalve in gevallen van autisme. (De effecten van autisme zijn eerder te wijten aan toxiciteit van voedsel dan aan allergieën op zich, en de tests zullen geen enkele reactie laten zien.)

• Test op tekorten aan voedingsstoffen zoals aan essentiële vetzuren, zink, ijzer en bepaalde aminozuren. 

• Overweeg om uw kind op een gluten- en zuivelvrij dieet te zetten. Ga naar een diëtist om er zeker van te zijn dat zijn voedingspatroon evenwichtig is.

• Laat geraffineerde suiker weg uit de voeding. Suiker kan hypoglykemie veroorzaken en het adrenalinegehalte bij kinderen verhogen, wat hyperactiviteit, geïrriteerdheid en slechte concentratie kan verergeren.

• Houd een voedingsdagboek bij om te zien wanneer het gedrag verslechtert. Experimenteer met het weglaten van sommige voedingsmiddelen om te zien of het gedrag verbetert (bedenk dat het eerst slechter kan worden voor het verbetert).

• Geef uw kind biologische natuurvoeding, die vrij is van bestrijdingsmiddelen, fenolen, aminen en salicylaten.

• Verwijder zoveel mogelijk chemische stoffen uit de huiselijke omgeving, met inbegrip van parfum, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen.

• Vul de voeding aan met essentiële vetzuren (vis- of lijnolie) en een goede multivitamine/mineralenpreparaat zonder additieven. U kunt ook specifieke supplementen toevoegen zoals vitamine B6, zink, magnesium en mangaan bij autisme; zink, ijzer en aminozuren bij ADHD; en zink, lecithine en aminozuren zoals L-glutamine bij dyslexie.

• Overweeg homeopathische geneesmiddelen. Thuja en Natrium muriaticum met een hoge potentie kunnen helpen de schade door vaccins te beperken en ook dyslexie te verbeteren. (Raadpleeg een opgeleid homeopaat; zie de database op www.nvkh.nl of www.homeopathie.net.)

• Overweeg chelatietherapie als vergiftiging door zware metalen een factor is bij de ziekte van uw kind. Chelatie bindt metalen in de bloedbaan om ze uit het lichaam te kunnen verwijderen en maakt daarbij gebruik van allerlei chemische verbindingen, zoals ethyleendiamine-tetra-azijnzuur (EDTA) via een infuus, door de mond toegediende DMSO (dimethylsulfoxide), MSM (methylsulfonylmethaan) en Chlorella (een soort alg).

• Overweeg desensibilisatie als uw kind veel allergieën heeft, waaronder inhaleringsallergieën, en laat daarvoor de intradermale neutralisatietechniek (INT) gebruiken. Daarbij wordt getest op potentiële allergenen en vervolgens een verzwakte dosering gebruikt om reacties te neutraliseren. De ouder dient dit ‘vaccin’ toe aan het kind tot het uiteindelijk ‘immuun’ is voor de substantie1. Of probeer anders enzymgepotentieerde desensibilisatie (EPD), waarbij bètaglucuronidase wordt gebruikt, een enzym dat vrijkomt tijdens een allergische reactie, in combinatie met een minieme hoeveelheid allergeen om een uiterst laag gedoseerd vaccin te creëren dat de weerstand van het lichaam geleidelijk opbouwt. Acht injecties elke twee tot drie maanden worden aanbevolen. Welke injectie wordt gegeven hangt af van de allergenen. Een mengsel van voedingsstoffen kan een breed scala aan veelvoorkomend eten en drinken omvatten, darmbacteriën en vaak gebruikte chemische additieven. Omdat het vaccin waarschijnlijk de afweer in het algemeen opbouwt, kunnen ook reacties op stoffen die niet in de injectie zaten verbeteren (zie www.allergieplein.nl).

• Overweeg thuisonderwijs of speciaal onderwijs als biochemische maatregelen de zaak niet verbeteren. Niet alle kinderen leren met dezelfde snelheid, en veel kinderen die niet meekomen in een ‘officiële’ leeromgeving, doen het thuis prima. Voor meer informatie www.thuisonderwijs.nl , http://speciaal-onderwijs.startkabel.nl of benader de afdeling Onderwijs in uw gemeente.

1 Allergy, 1977; 38:3

Wilt u dit artikel lezen?

Als abonnee kunt u dit artikel gratis lezen door in te loggen op uw account. Nog geen abonnee? Sluit nu een abonnement af.

Andere artikelen van Michelle Clare

No results found.

Marktwerking en zorg?

Veel politici spreken zich uit over marktwerking in de zorg. Volgens sommigen helpt concurrentie om kosten te beteugelen. Volgens anderen leidt het juist tot meer kosten en minder kwaliteit. De uitspraken van voor- en tegenstanders zijn niet altijd onderbouwd. Ten...

Gastcolumn: Emoties kun je als voedsel verteren

Er is de afgelopen jaren een gestage toename te zien van het aantal mensen dat psychische aandoeningen ontwikkelt.1 Dat is zorgelijk, maar eigenlijk ook relatief eenvoudig te veranderen. De kern van het probleem is dat veel mensen hun emoties niet adequaat kunnen...

De borsten

Zacht, rond, fier, stevig, klein, hangend, veranderd of zelfs afwezig na een operatie… Borsten zijn er in vele prachtige soorten en maten. Ze bestaan uit vetweefsel, bindweefsel, ligamenten én borstklieren; elke borst is gevuld met zo’n vijftien tot twintig lobben die...

Holistische hulp bij een kinderwens

Zwanger worden, het lijkt zo vanzelfsprekend. Toch heeft 1 op de 5 stellen vruchtbaarheidsproblemen - en dat worden er steeds meer. In haar praktijk begeleidt Ingrid Schoonveld vrouwen met een onvervulde kinderwens. Schoonveld werkte al jaren in de communicatiesector...

Beter naar je gevoel (leren) luisteren deel 2

In het eerste deel van dit tweeluik las je waarom het een uitdaging kan zijn om naar je gevoel te luisteren. In dit tweede deel gaan we in op het maken van gezonde voedingskeuzen, door een situatie te creëren waarin je op je gevoel kunt leren vertrouwen. Belangrijke...

Michelle Clare avatar

Over de auteur

DR. MITCHELL YASS is de bedenker van de Yass-methode voor het diagnosticeren en behandelen van chronische pijn. Hij heeft zijn methode ontwikkeld gedurende 30 jaar waarin hij duizenden patiënten behandelde, hun pijn oploste en hen terugbracht naar volledige functionele capaciteit. Hij heeft duizenden mensen behoed voor onnodige operaties en de pijn van duizenden anderen opgelost die een operatie hadden ondergaan die niets deed om hun pijn te veranderen.
Lees meer artikelen van Michelle Clare