Een nieuw baanbrekend onderzoek, gepubliceerd in Nature Communications, suggereert dat radiotherapie beschadigd hartweefsel weer gezonder kan maken. Vooral patiënten met ventriculaire tachycardie, een abnormaal snelle hartslag, zouden hierbij baat hebben.
Patiënten met hartritmestoornissen ondergaan vaak katheterablatie; elektrodekatheders die via aders of slagaders naar het hart gaan en daar met nieuw littekenweefsel een stoornis uitschakelen. Experts gingen ervan uit dat de positieve resultaten samenhingen met het littekenweefsel.
In eerdere studies zijn vraagtekens geplaatst of het littekenweefstel wel echt verantwoordelijk is voor de verbeteringen die plaatsvinden. De studies lieten namelijk zien dat behandelingen met bestralingen binnen enkele weken effect hadden. Littekenweefsel treedt echter pas op na maanden.
Onderzoekers van de Washington University School of Medicine in St. Louis voerden een reeks experimenten uit op mensen, muizen en gedoneerd hartweefsel om te kijken waarom mensen sneller dan verwacht herstellen na bestralingen. Ze ontdekten dat vier mensen die bestralingen hadden ondergaan zes maanden na de procedure verbetering vertoonden, maar geen significante toename van littekenweefsel op de radiotherapieplaats lieten zien.
De muizen toonden aan dat de radiotherapiebehandeling genen activeerde die verantwoordelijk zijn voor een bepaalde signaalroute die helpt bij het elektrische geleidingssysteem van het hart. Dit activeert ontwikkelingspaden die het hartweefsel terugbrengen naar een gezondere toestand. Bij de muizen bleek ook dat een lagere dosis al effectief was. Dit kan betekenen dat de niet-invasieve radiotherapie de invasieve katheterablatie wellicht kan vervangen. De volgende stap is dat wetenschappers het mechanisme achter deze ontdekking onderzoeken om hierover meer zekerheid te krijgen.